Читать онлайн книгу "Schuilen voor hoge vlammen"

Schuilen voor hoge vlammen
Blake Pierce


Een bijzonder meeslepend verhaal dat de lezer vanaf het eerste hoofdstuk volledig in de ban houdt.” – Recensie Midwest Book, Diane Donovan (over Eens Weg)Een nieuwe psychologische thriller van de hand van bestsellerauteur Blake Pierce: Schuilen voor hoge vlammen (een Avery Black-mystery – boek 3).In de buitenwijken van Boston worden verschillende lichamen gevonden. De lijken zijn onherkenbaar verbrand en meteen wordt duidelijk dat de stad wederom te kampen heeft met een verschrikkelijke seriemoordenaar. De pers bijt zich in de zaak vast en de spanning binnen de politiediensten Boston loopt hoog op. Hoog tijd om de hulp van rechercheur Avery Black in te roepen!Avery, die nog steeds de touwtjes van haar eigen leven niet helemaal in handen heeft en zich had voorgenomen om zich helemaal te richten op haar ontluikende relatie met Ramirez en haar verzoeningspogingen met Rose, krijgt te maken met een van de meest uitdagende moordzaken uit haar carrière. Met bitter weinig bewijsstukken moet ze zich een beeld proberen te vormen van een psychotische moordenaar. Waar komt zijn obsessie voor vuur vandaan? Op zoek naar antwoorden komt ze terecht in het hart van Bostons gevaarlijkste buurten en gaat ze de confrontatie aan met de sluwste psychopaten. Uiteindelijk krijgt ze de antwoorden die ze zocht en volgt er een wending die ze zich nooit had kunnen voorstellen.De hele zaak lijkt een oneindig kat-en-muisspel tussen Avery en de moordenaar, maar de tijd dringt. Uiteindelijk krijgt Avery toch inzicht in het duistere brein van de moordenaar en doet ze ontdekkingen die ze zich in haar ergste nachtmerries niet had kunnen voorstellen.Wederom een zinderende psychologische thriller van formaat. Schuilen voor hoge vlammen is het derde boek in de Avery Black-serie die je beslist slapeloze nachten zal bezorgen.Ook het vierde boek van de Avery Black-serie zal binnenkort beschikbaar zijn.“Een meesterwerk in het thriller- en mystery-genre. Pierce heeft met duidelijk psychologisch inzicht levensechte karakters ontworpen. De lezer kruipt meteen in de huid van de personages en leeft op bijzonder realistische wijze mee met de gebeurtenissen en met de ontwikkelingen die zij doormaken. Een bijzonder spannende verhaallijn en onverwachte wendingen zorgen ervoor dat het boek je tot in de vroege uurtjes wakker zal houden.”– Books and Movies Reviews, Roberto Mattos (over Eens Weg)







SCHUILEN VOOR HOGE VLAMMEN



EEN AVERY BLACK-MYSTERY

BOEK 3



BLAKE PIERCE


Blake Pierce



Blake Pierce is de auteur van de bestselling mystery-serie met Riley Paige. Er zijn al zo’n zeven spannende Riley Page-thrillers verschenen (en daarmee is de serie nog lang niet ten einde). Blake Pierce is ook de auteur van de mystery-serie met Mackenzie White, die nu al vier boeken telt (en waarvan fans van Blake Pierce er nog meer mogen verwachten) en van de allernieuwste mystery-serie met Keri Locke.



Eens weg (een Riley Paige-mystery, boek 1), Before he kills (een Mackenzie White-mystery, boek 1), Moord met een hoger doel (een Avery Black-mystery, boek 1) en A trace of death (een Keri Locke-mystery, boek 1) kunnen gratis gedownload worden op Google Play!



Blake is zelf al zijn hele leven een grote fan van mystery-boeken en thrillers. Hij hoort graag wat je van zijn boeken vindt. Neem gerust eens een kijkje op www.blakepierceauthor.com (http://www.blakepierceauthor.com) om meer over hem te weten te komen en op de hoogte te blijven van zijn boeken.



Copyright В© 2016 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Met uitzondering van toestemming onder de U.S. Copyright Act uit 1976, mag niets uit deze uitgave in enige vorm of op enige manier worden verveelvoudigd, gedistribueerd, overgedragen of opgeslagen in een database of een geautomatiseerd gegevensbestand, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Dit e-book is alleen gelicenseerd voor persoonlijk gebruik. Dit e-book mag niet verkocht of doorgegeven worden aan derden. Als u dit boek met anderen wil delen, koop dan voor iedere ontvanger een afzonderlijk exemplaar. Als u dit boek aan het lezen bent of als dit boek niet alleen voor uw gebruik werd gekocht, retourneer het boek dan en koop uw eigen exemplaar. Dank u voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief boek. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen en incidenten zijn een product verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Enige overeenkomst met werkelijke personen, levend of dood, is geheel toevallig. Omslagbeeld: copyright miljko, gebruikt onder licentie van iStock.com.


BOEKEN VAN BLAKE PIERCE



RILEY PAIGE MYSTERY-SERIE

EENS WEG (boek 1)

EENS GEPAKT (boek 2)

EENS BEGEERD (boek 3)

EENS GELOKT (boek 4)



AVERY BLACK MYSTERY-SERIE

MOORD MET EEN HOGER DOEL (boek 1)

OP DE VLUCHT VOOR HOGERE KRACHTEN (boek 2)

SCHUILEN VOOR HOGE VLAMMEN (boek 3)

REDEN OM BANG TE ZIJN (boek 4)


INHOUD



PROLOOG (#uac958aac-f8a5-5179-abac-ea409759db36)

HOOFDSTUK EEN (#u8e271edc-0670-5ae7-9fb2-7362620682dd)

HOOFDSTUK TWEE (#uaea9f598-c3e6-5fa2-902d-e1fb27d5ab6b)

HOOFDSTUK DRIE (#u17cf21bc-edc9-5dcf-928a-5f7488512cac)

HOOFDSTUK VIER (#u7a3facc6-eb9c-52ad-93ea-92b4a4a208a7)

HOOFDSTUK VIJF (#u4e8728df-ff3c-5b5b-a5f0-67d1cb3df39d)

HOOFDSTUK ZES (#u5d199615-a735-5e97-bbf6-4421433ca039)

HOOFDSTUK ZEVEN (#u26a6567a-9dbe-5492-b0d9-02c9e1b67006)

HOOFDSTUK ACHT (#ua5a48ffe-ded2-5268-a54a-7250387719f8)

HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEГ‹NDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEГ‹NDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG (#litres_trial_promo)




PROLOOG


Toen hij zich een weg zocht over het braakliggende terrein, brandde het vroege ochtendlicht het laatste beetje van de nacht weg. De vorige avond was er heel lichte regen gevallen, waardoor er een fijne mist over de grond kroop. Hij liep langzaam en beheerst, alsof hij dit elke ochtend deed.

Overal lagen funderingen van huizen, huizen die nooit afgemaakt zouden worden. Hij veronderstelde dat de bouw zo’n vijf of zes jaar geleden was gestart, en vervolgens achtergelaten werd toen de huizencrisis toesloeg. Om een of andere reden maakte het hem woest. Zo veel beloften aan gezinnen en aan de aannemers, maar uiteindelijk had het allemaal tot niets geleid.

In de mist zag hij eruit als een levende vogelverschrikker: lang en broodmager. Met zijn zwarte overjas ging hij bijna helemaal op in de lichtgrijze slierten mist. Het leverde een etherisch tafereeltje op. Hij voelde zich net een geest. Hij voelde zich legendarisch, bijna onoverwinnelijk. Het voelde alsof hij een onderdeel van de wereld was, en de wereld een onderdeel van hem.

Maar zijn aanwezigheid hier was helemaal niet zo toevallig. Hij had dit al weken geleden zo gepland. Maanden, eigenlijk. En alle jaren daarvoor hadden hem naar dit ultieme ogenblik en deze bijzondere plaats geleid.

Hij liep door de mist en luisterde naar de geluiden van de stad. De drukte en de herrie speelden zich af op enkele kilometers bij hem vandaan. Hij bevond zich in een vergeten en vervallen deel van de stad, een deel dat hard geleden had onder de economische crisis. Alle hoop en dromen lagen nu verspreid over de met mist bedekte aarde.

Dit alles wakkerde het vuur in hem aan.

Hij wachtte geduldig. Hij liep doelloos heen en weer. Hij slenterde door de verlaten straat en liep daarna over het immense bouwterrein waarop skeletten van woningen stonden die nooit een thuis zouden worden. Geduldig wachtte hij tot een andere figuur zou opduiken in de mist. Hij was ervan overtuigd dat het universum hem iemand zou sturen.

Eindelijk verscheen er iemand.

Nog voordat de gedaante helemaal in beeld kwam, kon hij het al voelen, daar in het zwakke licht van de ochtendschemering en de sluipende mist. De gedaante was een vrouw.

Hier had hij op gewacht. Het lot werd hier ter plekke voor zijn neus bepaald.

Met bonzend hart, maar zo natuurlijk en rustig mogelijk, liep hij verder. Hij deed alsof hij zijn hond riep. In de ijle mist klonk zijn stem helemaal anders: fijn en haperend, net zoals de stem van een geest.

Uit een van de zakken van zijn lange jas haalde hij de intrekbare hondenriem tevoorschijn die hij de vorige dag gekocht had. “Sweet Pea!” riep hij.

Het was een naam die goed klonk en die ervoor zou zorgen dat toevallige voorbijgangers hem geen tweede blik zouden gunnen.

“Sweet Pea!”

Uit de mist kwam de gedaante van de vrouw dichterbij. Ze maakte een ochtendwandeling met haar hond. Het was een van die arrogante, kleine opdondertjes die hem altijd aan ratten deden denken. Natuurlijk wist hij dit allemaal al over haar. Hij wist zo ongeveer alles over haar ochtendroutine.

“Alles oké?” vroeg de vrouw.

Hij kon haar gezicht nu duidelijk zien. Ze zag er veel jonger uit dan hijzelf. Minstens twintig jaar jonger.

Hij hield de hondenriem omhoog en lachte haar wat verdrietig toe. “Mijn hond is ontsnapt. Ik denk dat ze deze kant op is gelopen, maar ik hoor haar nergens.”

“O nee,” zei de vrouw.

“Sweet Pea!” riep hij nog een keer.

Bij de voeten van de vrouw hief het kleine hondje zijn poot op en pieste. De vrouw leek het nauwelijks te merken. Ze keek nu naar hem. Een blik van herkenning kwam in haar ogen. Ze kantelde haar hoofd ietsje. Een onzekere glimlach kroop naar haar mondhoeken. Ze zette een klein stapje naar achteren.

Hij liet zijn hand in zijn andere jaszak glijden en hield de hamer stevig vast. Toen hij deze tevoorschijn haalde schrok hij zelf van snelheid waarmee hij dit deed.

Hij sloeg er hard mee boven op haar hoofd. Het geluid was nauwelijks hoorbaar op het uitgestrekte bouwterrein en in de deken van mist. Tonk.

Haar ogen werden glazig. Toen ze neerviel, had ze nog altijd die aarzelende glimlach op haar gezicht.

De kleine hond besnuffelde haar even en keek toen naar hem op. Hij liet een belachelijk klein blafje horen. Toen hij dichterbij kwam gromde het beest zachtjes. Het mormel plaste nog een keer, draaide zich om en rende er toen vandoor met de hondenriem achter zich aan.

Hij stak de hamer en de hondenriem weer in zijn zakken. Toen keek hij even omlaag naar het lichaam en stak er langzaam zijn hand naar uit. In de dichte mist was alleen het wegstervende geluid van de blaffende hond te horen.




HOOFDSTUK EEN


Avery zette de laatste doos neer in de nieuwe flat van haar dochter, en ze kon wel janken. De verhuiswagen was vijf minuten geleden vertrokken en ze besefte dat er nu geen weg terug meer was. Rose had nu haar eigen flat. Avery’s maag trok samen: dit was helemaal anders dan toen ze in een studentenhuis zat, dicht bij haar vrienden en de beveiligingsmedewerkers van de campus.

Rose zou nu alleen wonen. Avery kon het nog niet accepteren. Nog maar heel kort geleden had Rose door Avery’s laatste zaak in gevaar verkeerd, en Avery voelde zich daar nog altijd ontzettend schuldig over. Avery vond het onverantwoord om Rose nu helemaal alleen te laten wonen na alles wat ze onlangs had meegemaakt. Ze had het gevoel dat ze gefaald had als moeder. Bovendien was ze heel bezorgd en bang. En dat zei wel wat, als een beroemde rechercheur Moordzaken dat vond.

Ze is achttien, dacht ze. Je kunt haar niet voor eeuwig bij je houden, vooral niet omdat je er toen ze opgroeide ook niet altijd was, of soms zelfs helemaal niet.

Hoe had Rose zo snel groot kunnen worden? Hoe was ze zo’n mooie, zelfstandige en bewuste vrouw geworden? In elk geval niet Avery’s verdienste, want die was het grootste deel van Rose’s leven niet eens in beeld geweest.

Los daarvan was ze toch trots toen ze haar dochter haar eigen borden zag uitpakken en deze in haar eigen kasten zag plaatsen. Ondanks haar bewogen kindertijd en haar moeilijke puberteit had Rose toch heel wat bereikt. De toekomst lachte haar toe en begon hier en nu met het opruimen van haar eigen goedkope borden in de kastjes in haar eerste eigen flat.

“Ik ben trots op je, meid,” zei Avery, terwijl ze door de doolhof van dozen naar Rose toe liep.

“Hoezo?” vroeg Rose.

“Omdat je alles overleefd hebt,” zei Avery met een lach. “Ik weet dat ik het je niet gemakkelijk gemaakt heb.”

“Inderdaad. Maar papa was oké. En dat bedoel ik niet rot tegenover jou.”

Avery voelde een steek van verdriet. “Dat weet ik.”

Avery wist dat het voor Rose moeilijk was om dit toe te geven. Avery wist dat haar dochter nog altijd op zoek was naar de basis van hun relatie. Het was al moeilijk genoeg dat ze als moeder en dochter van elkaar vervreemd waren en zich weer moesten verzoenen. Maar beiden waren de laatste tijd ook nog eens door een hel gegaan. Rose was gestalkt door een seriemoordenaar en ze had een tijdje in een safehouse moeten wonen en Avery had moeten herstellen van de posttraumatische stress na de redding van Rose, dus ze hadden allebei nog een hele weg te gaan. En zelfs zoiets eenvoudigs zoals Rose helpen met het verhuizen naar haar nieuwe flat was een grote stap in de richting van het herstel van de band die Avery zo graag met haar wilde.

En die stap vereiste een soort van normaal leven, wat echter niet altijd aan de orde was in de wereld van een door haar werk geobsedeerde rechercheur.

Ze liep naar Rose in de keuken en hielp haar met het uitpakken van de dozen waarop �keuken’ geschreven stond. Terwijl ze samenwerkten om alles op de juiste plaats te zetten, voelde Avery de tranen weer opwellen.

Wat is dit nou? Sinds wanneer ben ik zo emotioneel?

“Red je het wel, denk je?” vroeg Avery om het gesprek op gang te houden. “Dit is niet hetzelfde als een studentenhuis. Je staat er nu officieel alleen voor. Ben je hier wel klaar voor na alles... Nou ja, na alles wat er gebeurd is?”

“Ja, mam. Ik ben geen klein meisje meer.”

“Tja, dat is overduidelijk.”

“Trouwens,” zei ze, terwijl ze het laatste bord in de kast zette en de lege doos aan de kant schoof, “ik ben niet helemaal alleen meer.”

Nu kwam het. Rose leek wat afwezig de laatste tijd, maar was ook in een opperbeste stemming en een goed humeur en dat was voor Rose Black vrij ongewoon. Avery had gedacht dat er misschien een jongen in het spel was en dat bracht een heleboel naar boven bij haar. Ze had het nooit met Rose gehad over haar eerste menstruatie, haar eerste verliefdheid, haar eerste avondje uit en haar eerste kus. Nu ze geconfronteerd werd met het feit dat Rose misschien een liefdesleven had, besefte ze pas hoeveel ze had gemist.

“Hoe bedoel je?” vroeg Avery.

Rose beet op haar lip, alsof ze al spijt had van wat ze net gezegd had. “Ik... Nou ja, ik heb geloof ik iemand ontmoet.”

Ze klonk een beetje nonchalant en afwijzend, waardoor ze duidelijk liet merken dat ze geen zin had om er verder over te praten.

“O ja?” vroeg Avery. “Wanneer dan?”

“Ongeveer een maand geleden,” zei Rose.

Precies de periode waarin ik merkte dat haar humeur wat beter werd, dacht Avery. Soms was het bijna griezelig hoe haar vaardigheden als rechercheur ook haar persoonlijke leven beГЇnvloedden.

“Maar... hij woont niet hier, toch?” vroeg Avery.

“Nee, mam. Maar hij zal hier wel vaak komen.”

“Dat is niet iets wat de moeder van een achttienjarige dochter graag hoort,” zei Avery.

“Jeetje, mam. Het komt allemaal in orde.”

Avery wist dat ze het onderwerp moest laten rusten. Als Rose wilde praten over deze jongen, dan zou ze dit zelf beslissen. Erover zeuren zou alles alleen maar erger maken.

Toch kwam de rechercheur in haar naar boven en kon ze het niet laten om meer vragen te stellen.

“Kan ik hem ontmoeten?”

“Eh, echt niet. Nu toch nog niet.”

Avery zag een kans om wat dieper op het gesprek in te gaan; het lastige gesprek over veilige seks en het gevaar op allerlei ziekten en tienerzwangerschappen. Maar ze had het gevoel dat ze daar het recht niet toe had, vanwege hun moeilijke relatie.

Maar als rechercheur moordzaken was het echter onmogelijk om zich geen zorgen te maken. Ze wist wat voor soort mannen er rondliepen. Ze had niet alleen moordzaken gezien, maar ook gevallen van huiselijk geweld. En hoewel die jongen in het leven van Rose zich misschien wel als een keurige heer gedroeg, zag Avery elke man als een potentiГ«le bedreiging.

Toch zou ze moeten vertrouwen op haar dochters gevoel. Had ze Rose daarnet niet verteld dat ze, ondanks haar moeilijke kindertijd en jeugd, uitgegroeid was tot een sterke jongedame?

“Wees toch maar voorzichtig,” zei Avery.

Rose was duidelijk in verlegenheid gebracht. Ze rolde met haar ogen en begon in de kleine woonkamer die aan de keuken grensde haar dvd’s uit te pakken.

“En jij?” vroeg Rose. “Ben jij het nooit zat om alleen te zijn? Papa is ook nog altijd alleen, weet je?”

“Dat weet ik,” zei Avery. “Maar daar heb ik niks mee te maken.”

“Hij is je ex-man,” zei Rose. “En hij is mijn vader. Dus daar heb jij eigenlijk wel iets mee te maken. Het zou goed zijn als je hem weer eens zou zien.”

“Dat zou voor ons allebei helemaal niet goed zijn,” antwoordde Avery. “Als je hem dit zou vragen, zou hij hetzelfde antwoorden.”

Avery wist dat dat waar was. Hoewel ze er nooit over hadden gesproken om weer samen te zijn, bestond er tussen hen een onuitgesproken overeenkomst, iets wat ze beiden aanvoelden sinds Avery haar baan als advocaat verloren had en haar leven in de weken die daarop volgden, bijna volledig verwoest had. Ze zouden elkaar tolereren vanwege Rose. Al waren er dan wel wederzijdse gevoelens van liefde en respect, toch wisten ze beiden dat ze niet weer bij elkaar zouden komen. Jack voelde zich alleen bezorgd om hetzelfde waar Avery zich bezorgd om voelde. Hij wilde dat Avery meer tijd doorbracht met Rose. En zij moest zelf maar uitpuzzelen hoe ze dat ging doen. Ze had hier de afgelopen weken heel veel over nagedacht en besefte maar al te goed dat ze hiervoor heel wat zou moeten opofferen, maar ze was bereid om het te proberen.

Nu ze het niet meer over Jack hadden, was Avery vast van plan om dit gevoelige punt aan te kaarten bij Rose. Ze wist dat er geen subtiele manier bestond om dit te bespreken, dus viel ze maar meteen met de deur in huis. “Ik denk erover na om te vragen of ik in de komende maanden wat minder kan werken. Ik vond dat jij en ik de dingen eigenlijk echt een goeie kans moeten geven.”

Rose hield even op met uitpakken. Ze keek Avery oprecht verrast aan, knikte even en ging verder met uitpakken. Ze maakte een hm-geluidje.

“Wat is er?” vroeg Avery.

“Maar je houdt van je baan.”

“Ja, dat is zo,” gaf Avery toe. “Maar ik denk erover na om bij Moordzaken weg te gaan. Als ik dat doe, zou ik wat meer vrije tijd hebben.”

Rose stopte nu volledig met uitpakken. In een seconde leek Rose wel tientallen verschillende uitdrukkingen op haar gezicht te krijgen. Avery was blij dat een van deze uitdrukkingen hoop was.

“Mam, dat hoef je toch helemaal niet te doen.” Haar stem klonk zacht en onvast, bijna als het kleine meisje dat Avery zich heel goed kon herinneren. “Dat is zowat je hele leven opgeven.”

“Nee, dat is het niet. Ik word ouder en besef dat ik heel veel gemist heb wat betreft het gezinsleven. Ik moet dit ook doen voor mezelf... om weer beter te worden.”

Rose ging op de bank zitten, naast de kartonnen dozen en rondslingerende kledij. Ze keek op naar Avery, nog steeds met die hoop op haar gezicht.

“Weet je zeker dat je dit wilt?” vroeg ze.

“Ik weet niet. Misschien.”

“Nog iets,” zei Rose. “Nu weet ik waar ik mijn indrukwekkende gave vandaan haal om van onderwerp te veranderen. Je stapte heel snel van het onderwerp alleen zijn af.”

“Dat merkte je dus?”

“Ja. En om heel eerlijk te zijn, papa ook, denk ik.”

“Rose...”

Rose keek haar doordringend aan. “Hij mist je, mam.”

Avery liet haar schouders hangen. Ze zweeg, niet in staat om iets te zeggen. “Soms mis ik hem ook,” gaf Avery toe. “Maar niet genoeg om hem op te bellen en het verleden op te rakelen.”

Hij mist je, mam.

Avery dacht daar even over na. Ze dacht zelden aan Jack op een romantische manier. Toch had ze de waarheid gesproken: soms miste ze hem. Ze miste zijn vreemde gevoel voor humor, hoe zijn lichaam altijd een klein beetje koud aanvoelde als hij wakker werd, hoe zijn behoefte aan seks bijna grappig voorspelbaar was. En wat ze het meest miste was naar hem kijken terwijl hij een perfecte vader was. Maar dat was nu allemaal voorbij, het behoorde bij een leven dat Avery zo ver mogelijk achter zich wilde laten.

Toch dacht ze vaak aan hoe het had kunnen zijn en besefte ze dat ze een kans op een fantastisch leven had gemist. Een normaal en perfect georganiseerd leven met luie zondagnamiddagen in de achtertuin.

Maar die kansen waren nu verkeken. Rose was dat ideaalplaatje misgelopen en Avery gaf zichzelf daar nog steeds de schuld van.

“Mam?”

“Sorry, Rose. Ik denk niet dat je vader en ik ooit nog weer zullen samenkomen. Trouwens,” voegde ze eraan toe, terwijl ze diep ademhaalde en zich schrap zette voor Rose’s reactie, “misschien ben jij wel niet de enige die iemand ontmoet heeft.”

Rose draaide zich naar haar om en Avery was opgelucht toen ze haar dochter zag glimlachen. Ze keek haar moeder met een samenzweerderige blik aan zoals alleen vriendinnen dat kunnen wanneer ze het samen over mannen hebben. Avery voelde zich warm worden vanbinnen op een manier die ze niet had verwacht en die ze niet kon verklaren.

“Wat?” zei Rose, terwijl ze deed of ze in shock was. “Jij? Details graag!”

“Er zijn nog geen details.”

“Nou, wie is het dan?”

Avery giechelde en besefte hoe idioot dit klonk. Ze wilde het bijna niet zeggen. Jeetje, ze had nauwelijks de kerel zelf verteld hoe ze zich voelde. Het uitspreken tegenover haar dochter leek een beetje absurd.

Toch boekten zij en Rose vooruitgang. Het had geen zin om dit verborgen te houden vanwege haar eigen verlegenheid omdat ze gevoelens had voor een man die niet de vader van Rose was.

“Het is een man met wie ik samenwerk. Ramirez.”

“Hebben jullie al iets met elkaar gedaan?”

“Rose!”

Rose haalde haar schouders op. “Hé, jij wilde een open en eerlijke relatie met je dochter, toch?”

“Ja, dat is zo,” zei ze met een glimlach. “En nee... we hebben nog niks �gedaan’. Maar ik vind hem wel heel leuk. Hij is aardig, grappig, sexy en heeft een bepaalde charme die ik in het begin irritant vond, maar nu... aantrekkelijk.”

“Heeft hij ook gevoelens voor jou?” vroeg Rose.

“Ja. Nou, eerst wel, maar ik denk dat ik het behoorlijk verknoeid heb. Hij is zo geduldig geweest, maar ik denk dat zijn geduld op is.” Ze vertelde er niet bij dat ze besloten had om Ramirez over haar gevoelens te vertellen, maar dat ze hiervoor nog niet de moed had verzameld.

“Heb je hem afgewezen?” vroeg Rose.

Avery lachte. “Verdorie, wat ben jij opmerkzaam.”

“Ik zei het toch al: het zit in mijn genen.”

Rose giechelde weer en dacht helemaal niet meer aan uitpakken. “Ga ervoor, mam!”

“O jee!”

Rose lachte en Avery deed al gauw mee. Sinds ze besloten hadden aan hun band te werken, was dit ongetwijfeld het meest intieme moment dat ze samen gedeeld hadden. Plotseling besefte Avery dat een stapje terug doen van Moordzaken en een poosje verlof nemen van haar werk voor haar een noodzaak was in plaats van een hoopvolle gedachte.

“Heb je iets te doen dit weekend?” vroeg Avery.

“Uitpakken en misschien ga ik op stap met Ma– die jongen van wie de naam nog even geheim blijft.”

“Wat denk je van een meidendag met je moeder, morgen? Samen lunchen, filmpje, pedicure.”

Rose moest even wennen aan het idee, maar leek het toch te overwegen. “Mag ik de film kiezen?”

“Als je dat wilt.”

“Klinkt leuk,” zei Rose enthousiast. “We doen het.”

“Prima,” zei Avery. Opeens voelde ze de noodzaak om haar dochter iets te vragen, iets wat misschien vreemd zou klinken, maar het antwoord zou wel belangrijk zijn als ze hun relatie wilden verstevigen. Het voelde als een nederige vraag, maar op een vreemde manier ook bevrijdend.

“Dus je zou het goed vinden als ik verderga met mijn leven?” vroeg Avery.

“Hoe bedoel je?” vroeg Rose. “Wat papa betreft?”

“Ja, wat papa betreft, en dat hele stuk van mijn leven, die periode waarin ik het voor ons allemaal moeilijk heb gemaakt. Een belangrijk onderdeel om mijn leven weer op te pakken is dat ik me niet langer schuldig hoef te voelen om alles wat had kunnen zijn. En daarom moet ik alles loslaten wat met je vader te maken heeft. Ik zal altijd van hem houden en heb heel veel respect voor de manier waarop hij jou heeft grootgebracht toen ik er niet was, maar hij is een groot deel van mijn vorige leven dat ik moet loslaten. Snap je dat?”

“Ja, dat snap ik,” zei Rose. Haar stem klonk nu weer zacht en kwetsbaar. Toen ze dat hoorde wilde Avery naar de bank lopen en haar dochter knuffelen. “Je hebt mijn toestemming daar toch niet voor nodig, mam,” zei Rose. “Ik weet dat je je best doet, dat kan ik zien, echt.”

Voor de derde keer in een kwartier tijd was Avery bijna in tranen. Ze zuchtte en onderdrukte de neiging om te gaan huilen. “Je bent uitgegroeid tot een prachtmeid,” zei Avery.

“Het zit in mijn genen, mam,” zei Rose. “Je hebt misschien fouten gemaakt in je leven, mam. Maar je bent altijd al een stoer wijf geweest.”

Voordat Avery antwoord kon geven liep Rose op haar toe en omhelsde ze haar. Het voelde als een oprechte knuffel, iets wat ze al in lange tijd niet meer had gekregen van haar dochter.

Deze keer liet Avery haar tranen de vrije loop.

Ze kon zich de laatste keer dat ze zich zo gelukkig voelde niet meer herinneren. Voor het eerst in heel lange tijd voelde ze zich alsof ze echt stappen nam om aan de fouten uit het verleden te ontsnappen.

Voor een groot deel betekende dit ook dat ze moest praten met Ramirez en hem laten weten dat ze haar gevoelens voor hem niet langer wilde verbergen. Ze wilde bij hem zijn, op welke manier dan ook. Opeens, met de armen van haar dochter om haar heen, kon Avery niet langer wachten om dat gesprek met hem te voeren.

Eigenlijk hoopte ze dat het veel meer zou worden dan alleen een gesprek. Ze hoopte dat ze veel meer zouden doen dan praten en dat ze eindelijk zouden toegeven aan de spanning die tussen hen beiden hing.




HOOFDSTUK TWEE


Ze ontmoette Ramirez drie uur later, net na zijn dienst. Hij had haar telefoontje enthousiast beantwoord, maar zijn stem had moe geklonken. Daarom hadden ze afgesproken langs de Charles River, bij een van de vele bankjes langs de wandelpaden aan de oostelijke kant van de rivier.

Toen ze naar de afgesproken plaats liep, zag ze dat hij er net was. Hij ging zitten en keek uit over de rivier. De vermoeidheid die ze in zijn stem gehoord had, zag ze ook op zijn gezicht. Toch zat hij er ontspannen bij. Ze had dat talloze keren gemerkt, dat hij rustig en ingetogen werd als hij naar het mooie uitzicht op de stad keek.

Ze kwam dichterbij en toen hij haar voetstappen hoorde, draaide hij zich naar haar toe. Hij toverde zijn typische glimlach tevoorschijn en opeens was alle vermoeidheid uit zijn gezicht verdwenen. Een van de vele dingen die Avery zo fascinerend vond aan Ramirez was de manier waarop ze zich voelde als hij haar aankeek. Het was overduidelijk dat dat meer dan gewoon aantrekkingskracht was: hij keek haar ook aan met waardering en respect. Dat, en het feit dat hij haar regelmatig zei dat ze mooi was, zorgden ervoor dat ze zich veilig en gewenst voelde bij hem. En zo had ze zich in lange tijd niet meer gevoeld.

“Zware dag gehad?” vroeg Avery, terwijl ze naast hem ging zitten.

“Niet echt,” zei Ramirez. “Maar het was wel behoorlijk druk. Klachten over geluidsoverlast. Een ruzie in een bar die een beetje bloederig werd. En geloof het of niet, ik kreeg zelfs een oproep over een hond die een kind een boom in had gejaagd.”

“Een kind?”

“Een kind,” zei Ramirez. “Het boeiende leven van een rechercheur als de stad er stil en verlaten bij ligt.”

Ze keken beiden uit over de rivier, in het soort stilte die de laatste paar weken ongemakkelijk was worden. Officieel waren ze geen stel, maar ze konden genieten van elkaars gezelschap zonder de druk te voelen over iets te moeten praten. Zachtjes boog Avery zich naar hem toe en pakte zijn hand.

“Laten we een eindje gaan wandelen.”

“Oké,” zei hij, terwijl hij zachtjes in haar hand kneep.

Zelfs gewoon zijn hand vasthouden was voor Avery al iets enorms. Zij en Ramirez hadden wel vaker hand in hand gezeten en soms had ze hem weleens spontaan gekust, maar zo vastberaden zijn hand pakken voelde toch wat vreemd.

Maar het begint goed te voelen, dacht ze toen ze wandelden. Het voelt trouwens al een hele tijd goed.

“Alles goed?” vroeg Ramirez.

“Ja, hoor,” zei ze. “Ik heb een fijne dag gehad met Rose.”

“Begint het tussen jullie al wat normaler te worden?” vroeg Ramirez.

“Verre van normaal,” zei Avery. “Maar het gaat de goede kant op. Trouwens, nu we het toch hebben over de goede kant op gaan...”

Ze zweeg even en voelde zich verward omdat ze het zo moeilijk vond om te zeggen wat ze wilde zeggen. Dankzij haar verleden wist ze dat ze emotioneel heel sterk was, dus waarom was het dan zo moeilijk om zich uit te drukken nu het erop aankwam?

“Dit zal misschien wat klef klinken allemaal,” zei Avery, “maar heb alsjeblieft geduld met me en hou rekening met mijn kwetsbaarheid.”

“Oké...” zei Ramirez, duidelijk in de war.

“Ik weet al een hele tijd dat ik dingen moet veranderen. Een van de belangrijkste zaken is het weer goed maken met Rose. Maar er zijn nog andere dingen. Dingen die ik bijna niet aan mezelf durf toe te geven.”

“Zoals wat?” vroeg Ramirez.

Ze merkte dat hij zich niet op zijn gemak voelde. Ze waren altijd open tegen elkaar geweest, maar niet in zulke mate als nu. Dit was veel moeilijker dan ze had verwacht.

“Kijk, ik weet heel goed dat ik de dingen tussen ons heb verknoeid,” zei Avery. “Je was zo geduldig en begripvol toen ik het moeilijk had. En ik weet ook dat ik je beetje bij beetje dichterbij heb gelokt en toen weer heb weggeduwd.”

“Dat klopt wel zo’n beetje ja,” zei Ramirez met een vleugje humor.

“Ik kan niet vaak genoeg zeggen hoezeer me dat spijt,” zei Avery. “Als jij bereid bent om me mijn twijfels en angsten te vergeven... dan zou ik graag een tweede kans krijgen.”

“Een kans voor wat?” zei Ramirez.

Hij gaat me dwingen om het gewoon te zeggen, dacht ze. En eigenlijk verdien ik het dat hij me zo behandelt.

De avond begon over te gaan in de schemering en er waren nog maar een paar mensen op de wandelpaadjes en weggetjes die langs de rivier liepen. Het was een pittoreske scène die zo uit een van die romantische films kon komen waar ze zo’n hekel aan had.

“Een kans voor óns,” zei Avery.

Ramirez stond opeens stil, maar hield haar hand nog altijd stevig vast. Met zijn donkerbruine ogen keek hij haar doordringend aan en hield haar blik vast. “Er kan geen sprake zijn van een kans,” zei hij. “Het moet echt zijn. Iets serieus. Ik kan er niet tegen als je me maar blijft wegduwen, en ik maar moet raden de hele tijd.”

“Ik weet het.”

“Dus, als je me kunt uitleggen wat je precies bedoelt met �ons’, dan zal ik erover nadenken.”

Ze wist niet of hij dit werkelijk meende of dat hij het haar gewoon moeilijk probeerde te maken. Ze verbrak het oogcontact en kneep in zijn hand. “Verdorie,” zei ze, “je wilt het me echt moeilijk maken, hè?”

“Nou, ik denk...”

Ze onderbrak hem door hem dichterbij te trekken en hem te kussen. Voorheen waren hun kussen altijd kort en ongemakkelijk geweest, en vol aarzeling van haar kant. Nu liet ze zich volledig gaan. Ze trok hem zo dicht mogelijk tegen zich aan en kuste hem met een passie die ze niet meer had gevoeld sinds het laatste jaar waarin het huwelijk van haar en Jack nog gelukkig was geweest.

Ramirez verzette zich niet. Ze wist dat hij dit al langer wilde en ze voelde dat hij haar kussen gretig beantwoordde.

Aan de oever van de rivier kusten ze elkaar als een stel verliefde tieners. Hun kussen waren teder, maar tegelijkertijd voelden ze beiden dat de seksuele spanning die al maanden tussen hen in hing de intensiteit van hun kussen aanwakkerde.

Toen hun tongen elkaar vonden, voelde Avery een vloedgolf van energie door zich heen stromen, energie die ze op een heel specifieke manier wilde kwijtraken.

Ze onderbrak de zoen en leunde met haar voorhoofd tegen het zijne. Secondelang bleven ze elkaar zo aankijken en ze genoten in stilte van wat ze net hadden gedaan. Een eerste stap was gezet. En in de gespannen stilte beseften ze beiden dat er nog veel stappen zouden volgen.

“Wil je dit echt?” vroeg Ramirez.

“Ja, dit wil ik echt. En het spijt me dat het zolang heeft geduurd voor ik het zelf besefte.”

Hij trok haar dichterbij en hield haar stevig vast. Ze voelde dat zijn lichaam zich ontspande, net alsof een loodzwaar gewicht van zijn schouders viel.

“Dan zullen we het proberen,” zei Ramirez. Hij liet haar los en kuste haar zachtjes op haar mond. “Ik denk dat we iets te vieren hebben. Heb je zin om uit eten te gaan?”

Ze zuchtte en lachte wat onzeker. Ze was al zo moedig geweest en had haar emotionele hindernissen opzij kunnen zetten om hem haar gevoelens duidelijk te maken. Wat had ze nu nog te verliezen door helemaal eerlijk te zijn?

“Ja, ik denk dat we iets te vieren hebben,” zei ze, “maar een etentje was niet meteen waar ik aan dacht.”

“Wat wil je dan doen?” vroeg hij.

Vertederd door zijn naïeve vraag leunde ze naar voren en fluisterde ze iets in zijn oor, en ze genoot van zijn lichaam tegen het hare en de geur van zijn huid: “Laten we naar je flat gaan.”

Hij deed een stap achteruit en keek haar aan met diezelfde ernstige blik als voorheen, maar nu zag ze ook nog iets anders in zijn ogen. Het was iets wat ze af en toe eerder al eens had gezien, een zekere opwinding die het resultaat was van een fysieke behoefte.

“Weet je het zeker?” vroeg hij.

“Ik weet het zeker,” antwoordde ze.

Toen ze over het gras naar hun auto’s liepen, giechelden ze als verliefde tieners. Alles klopte gewoon, en Avery kon zich niet herinneren wanneer ze zich voor het laatst zo bevrijd, zo opgewonden en zo ontspannen had gevoeld.



***



Toen Ramirez de deur van zijn flat opende, voelden ze nog altijd dezelfde passie als ze bij de rivier hadden gevoeld. Een deel van Avery wilde hem daar ter plekke bespringen, nog voordat hij de deur van zijn flat kon sluiten. In de auto hadden ze niet van elkaar kunnen afblijven en nu ze eindelijk in zijn flat waren, voelde Avery dat ze op de rand van een belangrijke gebeurtenis stonden.

Ramirez sloot de deur en Avery was verbaasd toen hij niet meteen naar haar toekwam. In plaats daarvan liep hij door de woonkamer naar zijn bescheiden keuken en schonk een glas water in.

“Water?” vroeg hij.

“Nee, dank je,” zei ze.

Terwijl hij zijn glas leegdronk staarde hij uit het keukenraam. De avond was gevallen en de lichtjes van de stad vielen fonkelend door het raam naar binnen.

Avery liep naar hem toe en pakte speels het glas water uit zijn hand. “Is er iets?” vroeg ze.

“Ik wil er niet over praten,” zei hij.

“Heb je... Ben je van gedachten veranderd?” vroeg ze. “Wil je me niet meer omdat je zo lang op me hebt moeten wachten?”

“Jemig, nee” zei hij. Hij sloeg zijn armen om haar middel en ze merkte dat hij de juiste woorden zocht.

“We kunnen ook nog wat wachten,” zei ze en ze hoopte dat hij bezwaar zou maken.

“Nee,” zei hij snel. “Het is gewoon... Verdorie, ik weet het niet.”

Dit kwam voor Avery als een echte verrassing. Door zijn aanhoudende geflirt en verleidelijke praatjes de afgelopen maanden, had Avery verwacht dat hij gretiger zou zijn als het ogenblik was aangebroken. Maar nu leek het wel of hij heel onzeker was over zichzelf, hij leek zelfs bijna zenuwachtig.

Ze leunde naar voren en kuste hem op zijn wang. Hij zuchtte en leunde tegen haar aan.

“Wat is er dan?” vroeg ze met haar lippen tegen zijn wang.

“Gewoon, dit is serieus nu, weet je wel. Dit is niet zomaar een flirt. Dit is echt. Ik geef heel veel om je, Avery. Echt waar. En ik wil de zaken niet overhaasten.”

“We draaien er nu al vier maanden omheen,” zei ze. “Dat is volgens mij geen �overhaasten’.”

“Zit wat in,” zei hij. Hij kuste haar op haar wang en toen op het kleine stukje schouder dat haar T-shirt bloot liet. Zijn lippen vonden haar hals en toen hij haar daar zoende had ze het gevoel dat ze op de grond zou neerzijgen en hem met zich mee omlaagtrekken.

“Ramirez?” zei ze speels, nog altijd zonder zijn voornaam te gebruiken.

“Ja,” zei hij, terwijl zijn gezicht nog altijd over haar hals streek en hij haar met kusjes overlaadde.

“Neem me mee naar je slaapkamer.”

Hij trok haar dichterbij, tilde haar op en liet haar haar benen rond zijn middel slaan. Ze kusten elkaar en hij gehoorzaamde haar. Langzaam droeg hij haar naar de slaapkamer. Avery ging zo op in het hele gebeuren dat ze nauwelijks hoorde dat hij de deur achter zich dichttrok.

Toen hij haar op het bed legde, was ze zich alleen nog maar bewust van zijn handen, zijn mond en zijn perfecte lichaam dat ze op het hare voelde.

Hij onderbrak hun kussen en vroeg haar nog een keer: “Weet je het wel zeker?”

Met zijn vraag overtuigde hij haar juist nog meer. Hij gaf echt om haar en wilde wat ze samen hadden niet in gevaar brengen.

Ze knikte vol overtuiging en trok hem steviger op haar lichaam.

En toen was ze heel even niet langer de gefrustreerde rechercheur, de bezorgde moeder of de angstige dochter die zag hoe haar vader haar moeder vermoordde. Ze was alleen Avery Black... Een vrouw zoals alle andere vrouwen, een vrouw die kon genieten van de dingen die het leven haar te bieden had.

Ze was bijna vergeten hoe dat voelde en zwoor bij zichzelf deze gevoelens nooit meer te laten verdwijnen.




HOOFDSTUK DRIE


Avery opende haar ogen en staarde naar het onbekende plafond. Door het slaapkamerraam scheen het zachte licht van het ochtendgloren op haar bijna naakte lichaam. Het verlichtte ook de naakte rug van Ramirez naast haar. Ze draaide zich voorzichtig om en glimlachte. Hij lag te slapen op zijn zij, met zijn gezicht naar de andere kant.

Ze hadden die avond twee keer gevreeГ«n, en in de twee uur ertussenin hadden ze een lichte maaltijd klaargemaakt en gepraat over hoe hun relatie het werk zou beГЇnvloeden als ze niet voorzichtig waren. Rond middernacht waren ze naast elkaar in slaap gevallen. Avery was rozig geweest en kon zich niet meer herinneren wanneer ze precies in slaap was gevallen, maar ze herinnerde zich nog wel zijn arm rond haar middel.

Dat wilde ze opnieuw, dat gevoel van veilig zijn en gewild zijn. Eventjes dacht ze erover om haar vingertoppen over zijn ruggengraat te laten glijden (en misschien over nog wat andere plaatsen), zodat hij wakker zou worden en haar weer zou vasthouden.

Ze kreeg er echter de kans niet toe. Het geluid van een binnenkomend bericht op haar telefoon klonk. Ook op die van Ramirez. Dit kon maar een ding betekenen: het ging over werk.

Ramirez zat meteen rechtop. Het laken gleed van hem af en ontblootte alles. Avery kon de verleiding niet weerstaan en keek stiekem naar zijn naakte lichaam. Hij greep zijn telefoon van het nachtkastje en met een wazige blik bekeek hij het bericht. Terwijl hij dat deed viste Avery haar eigen telefoon uit de hoop kleren op de grond.

Het bericht was van Dylan Connelly, hoofd van de dienst Moordzaken op politiebureau A1. Zoals gewoonlijk was het bericht kort en krachtig:



Lichaam gevonden. Vreselijk verbrand. Mogelijk hoofdtrauma.

Kom meteen naar het verlaten bouwterrein in Kirkley Street. Nu!



“Wat fijn om zo wakker te worden,” gromde Avery.

Nog altijd helemaal naakt stapte Ramirez uit bed en hurkte hij naast haar neer op de vloer. Hij trok haar dichterbij en zei: “Inderdaad, héél fijn om zo wakker te worden.”

Ze leunde tegen hem aan en voelde een zekere angst toen ze besefte hoe belachelijk gelukkig ze zich voelde. Ze gromde weer en stond op. “Verdorie,” zei ze. “We zullen te laat komen. Ik moet mijn auto nog oppikken en naar huis rijden om andere kleren aan te trekken.”

“Komt wel goed,” zei Ramirez, terwijl hij zich aankleedde. “Terwijl we naar jouw auto rijden, stuur ik wel een berichtje terug. En dan stuur jij nog weer wat later een antwoordje. Want jij hebt het bericht misschien helemaal niet gehoord en het kostte mij wat tijd om je wakker te bellen.”

“Dat klinkt als bedrog,” zei ze, terwijl ze haar T-shirt aantrok.

“Dat klinkt als slím,” zei hij.

Terwijl ze zich verder aankleedden lachten ze naar elkaar. Samen liepen ze naar de badkamer, waar Avery iets van haar haren probeerde te maken en Ramirez zijn tanden poetste. Ze haastten zich naar de keuken. Avery gooide snel wat muesli in twee kommen.

“Zoals je kunt zien,” zei ze, “ben ik een fantastische kok.”

Hij omhelsde haar van achteren en leek haar helemaal in te ademen. “Zullen we het redden?” vroeg hij. “We gaan ervoor zorgen dat dit werkt, toch?”

“Ja,” zei hij. “We gaan ervoor.”

Snel schrokten ze hun ontbijt naar binnen. Ze keken elkaar aan terwijl ze beiden probeerden elkaars reactie te peilen over wat er de vorige avond gebeurd was. Avery kon merken dat hij net zo gelukkig was als zij.

Ze liepen naar buiten, maar voor Ramirez de deur achter zich dichttrok, bleef hij even staan. “Wacht, even nog weer naar binnen.”

Verbaasd liep Avery zijn flat weer in.

“Hier, in mijn flat,” zei hij, “zijn we geen officiële collega’s, toch?”

“Nee,” zei Avery.

“Dus dan kan ik dit nog even doen,” zei hij. Hij leunde naar voren en kuste haar. Zijn kus was zo intens dat ze haar benen even slap voelde worden. Speels duwde ze hem van zich af. “Zoals ik al eerder zei,” zei ze, “niet aan beginnen als je het niet kunt afmaken.”

“Je houdt ’t nog tegoed,” zei hij. Samen liepen ze naar buiten en dit keer sloot hij de deur. “Oké, tijd om aan de slag te gaan. Na jou, rechercheur Black.”



***



Ze deden wat Ramirez had voorgesteld. Avery wachtte precies zestien minuten voor ze het bericht van Connelly beantwoordde. Tegen die tijd was ze bijna bij haar flat en ze voelde zich nog altijd gelukkig over hoe de vorige avond verlopen was. Ze slaagde erin om in nauwelijks tien minuten zich om te kleden, een kop koffie te drinken en weer op pad te zijn, op weg naar Kirkley Street. Natuurlijk was ze meer dan een halfuur later dan Connelly had gewild.

Er liepen al wat agenten rond. Avery zag verschillende bekende gezichten; agenten die ze in de loop van haar carriГЁre als moordrechercheur had leren kennen en respecteren. De uitdrukking op hun gezichten deed haar meteen beseffen dat het een lange en zware ochtend ging worden.

Ze zag Mike O’Malley en vond het meteen zorgwekkend dat de hoofdinspecteur al aanwezig was. Als hoofd van de afdeling kwam hij zelden zelf een kijkje nemen op een plaats delict, hoe afgrijselijk de omstandigheden ook waren. O’Malley was in gesprek met twee andere agenten, waarvan een Finley was. Hoewel hij een beetje te afstandelijk was naar haar smaak, had Avery toch geleerd Finley als rechercheur te waarderen.

Ze zag ook meteen Ramirez, die wat verderop op het verlaten bouwterrein met Connelly stond te praten.

Terwijl ze op hen toeliep, probeerde ze alles zo goed mogelijk in zich op te nemen. Ze was een aantal keer eerder in dit deel van de stad geweest, maar had er nooit veel aandacht aan geschonken. Het was een van de vele financiГ«le rampen in dit deel van de stad, een buurt waar enthousiaste projectontwikkelaars tonnen geld in hadden gepompt, maar waarvan de waarde al snel gedaald was, met als gevolg dat potentiГ«le kopers het lieten afweten. Toen de werkzaamheden eenmaal stopgezet werden, was de buurt helemaal in verval geraakt. Iets wat perfect in deze omgeving paste.

In de verte zag Avery twee schoorstenen die als reusachtige symbolen van dit in verval geraakte deel van de stad boven alles uittorenden. Ze spuwden gigantische rookpluimen uit, waardoor het net leek alsof het een bewolkte morgen was, maar alleen in dit deel van de stad. Aan de andere kant van het verlaten bouwterrein zag Avery de oevers van wat een veelbelovend beekje had kunnen zijn dat achter de huizen van de betere middenklasse zou hebben kunnen stromen. Nu was het overwoekerd door onkruid en braamstruiken. Tussen het dorre onkruid lag allerlei troep: plastic tassen, wikkels van verschillende snacks en allerlei ander afval. De oevers waren modderig en verwaarloosd, wat bijdroeg aan het vervallen uiterlijk van de hele buurt.

Al met al was dit een deel van de stad dat iedereen liever links liet liggen. Avery begreep dat gevoel; toen ze alles in zich opnam terwijl ze naar Ramirez en Connelly liep, maakte het hele terrein haar meteen zwaarmoedig.

Zo’n gebied als dit kan geen toeval zijn, dacht ze bij zichzelf. Als iemand hier een moord heeft gepleegd of het lichaam hier heeft neergelegd, dan heeft deze plaats beslist een bijzondere betekenis, zij het voor de moord zelf of voor de moordenaar.

Links van Finley en Ramirez had een van de agenten rode paaltjes geplaatst die een rechthoekig deel van het terrein afbakenden. Net toen Avery’s blik op iets in deze rechthoek viel, hoorde ze de bulderende stem van Connelly op een paar passen afstand.

“Verdorie, Black... Waar bleef je zo lang?”

“Het spijt me,” zei ze. “Ik sliep nog en had je berichtje niet gehoord. Ik werd pas wakker toen Ramirez me belde.”

“Nou, je bent in elk geval niet te laat omdat je je haar of je make-up nog moest doen, dat is wel duidelijk,” merkte Connelly op.

“Ze heeft helemaal geen make-up nodig,” zei Ramirez. “Die troep is voor meisjes.”

“Dankjewel, jongens,” zei Avery.

“Het zal wel,” zei Connelly. “Wat denk je híér dan van?” vroeg hij, terwijl hij naar de rechthoek van rode paaltjes knikte.

Binnen het afgebakende gebied zag Avery menselijke resten, of dat nam ze aan. Ze zag heel duidelijk een skelet, maar het leek te glanzen. Het was niet te zeggen hoe oud het was. Het was wel onmiskenbaar dat de huid recent van de botten werd verwijderd. Overal eromheen lag iets wat op as leek, of een of andere zwarte troep. Ze zag ook dat hier en daar nog spiermassa en weefsel op de botten zat, vooral rond de benen en de ribben.

“Wat is hier in hemelsnaam gebeurd?” vroeg ze.

“Wat een opmerkelijke vraag voor een van onze beste rechercheurs,” zei Connelly. “Dit is wat we tot nu toe weten: ongeveer een uur en een kwartier geleden kregen we een telefoontje binnen van een vrouw die hier elke dag komt hardlopen. Ze vertelde ons dat ze iets gevonden had wat leek op een vreemd satanisch ritueel. En dat leidde ons tot deze vondst.”

Avery hurkte neer bij de rode paaltjes en bekeek aandachtig het terrein. Een uur en een kwartier geleden. Dat betekende dat als de materie rond het lichaam inderdaad as was, de huid rond het skelet minstens anderhalf uur geleden nog intact was. Maar leek niet erg waarschijnlijk. Er was een nogal zieke vastberadenheid en planning voor nodig om in zo’n korte tijd iemand te vermoorden en het lichaam te verbranden tot er alleen nog een skelet overbleef. Dat leek haar bijna onmogelijk zelfs.

“Heeft er iemand latex handschoenen bij zich?” vroeg ze.

“Een ogenblikje,” zei Ramirez. Toen liep hij naar Finley en de andere agenten die wat verderop waren gaan staan om Avery de ruimte te geven.

Ze merkte een vreemde geur op. Zwak, maar waarneembaar. Een chemische geur die haar aan bleekwater deed denken. “Ruikt er nog iemand iets vreemds?” vroeg ze.

“Een soort chemische geur, hè?” vroeg Connelly. “Volgens mij kan een lichaam alleen door toevoeging van een of andere chemische troep zo snel verbranden.”

“Ik denk niet dat het lichaam hier verbrand werd,” zei ze.

“Hoe kun je dat nou zeker weten?” vroeg Connelly.

Ik weet het ook niet zeker, dacht ze. Maar het enige wat me zo als eerste gok logisch lijkt, lijkt me toch verrekt absurd.

“Avery...” zei Connelly.

“Twee tellen,” zei ze. “Ik ben aan het nadenken.”

“Jezus!”

Ze negeerde zijn opmerking en keek aandachtig naar de asresten en het skelet. Nee, het lichaam kon hier onmogelijk verbrand zijn. Rond het lichaam zijn nergens schroeivlekken te bespeuren. Een persoon die in brand staat zou in paniek rondrennen en met zijn armen zwaaien. Hier op deze plek is helemaal niets verbrand. Het enige wat op een brand kan wijzen, is de as die hier ligt. Dus waarom zou de moordenaar een lichaam verbranden en het dan hierheen brengen? Misschien is dit wel de plaats waar hij zijn slachtoffer aanviel...

De mogelijkheden leken eindeloos. Een van de mogelijkheden, dacht Avery, was dat het skelet misschien afkomstig was van een of ander laboratorium en dat dit alleen een misplaatste zieke grap was. Maar gezien de locatie en de bruutheid ervan leek dit eerder onwaarschijnlijk.

Ramirez kwam terug met een paar latex handschoenen. Avery trok ze aan en onderzocht de as. Ze nam een klein stukje tussen duim en wijsvinger. Ze wreef haar vingers over elkaar en bracht ze naar haar gezicht. Ze rook eraan en bekeek de as aandachtig. Het leek op gewone as, maar toch kon ze een chemische stof ruiken.

“We moeten deze as laten onderzoeken,” zei Avery. “Als er een chemisch middel gebruikt werd, dan zal deze as er zeker sporen van bevatten.”

“De forensische dienst is al onderweg,” zei Connelly.

Avery kwam langzaam overeind en trok de latex handschoenen uit. O’Malley en Finley kwamen dichterbij en het verraste Avery niet dat Finley op een veilige afstand van het skelet en de as bleef staan. Hij staarde ernaar alsof het skelet ieder ogenblik op hem af zou kunnen springen.

“Ik heb het stadsbestuur al gevraagd of ik de beelden kan krijgen van elke beveiligingscamera in een straal van zes straten,” zei O’Malley. “Er hangen er niet zoveel in dit deel van de stad, dus ik denk dat het niet lang zal duren.”

“Het is misschien ook een idee om de telefoonnummers te achterhalen van bedrijven die licht ontvlambare producten verkopen,” zei Avery.

“Dat kunnen er wel duizenden zijn,” zei Connelly.

“Nee, ze heeft gelijk,” zei O’Malley. “Deze verbranding vond niet plaats met zomaar een gewoon huishoudelijk product of een spuitbus. Er is een geconcentreerd chemisch product gebruikt, zou ik zeggen. Finley, kun jij hiermee van start gaan?”

“Ja, meneer,” zei Finley, duidelijk opgelucht dat hij de plaats delict kon verlaten.

“Black en Ramirez, dit is nu jullie zaak,” zei O’Malley. “Stel samen met Connelly hiervoor zo snel mogelijk een team samen.”

“Begrepen,” zei Ramirez.

“En Black, zorg er voortaan voor dat je stipt op tijd komt. Omdat jij vanmorgen te laat was, hebben we vijftien kostbare minuten verloren.”

Avery knikte en vermeed om hierover met O’Malley in discussie te treden. Ze besefte maar al te goed dat de meeste leidinggevenden nog altijd op zoek waren om haar op een fout te betrappen. Dat snapte ze wel. Gezien haar twijfelachtige verleden vond ze het niet meer dan normaal.

Terwijl ze de afgebakende rechthoek verliet, merkte ze enkele meters verderop aan de rechterkant iets merkwaardigs op. Ze had het eerder al gezien toen ze naar het skelet liep, maar toen had ze het beschouwd als gewoon afval. Nu ze wat dichterbij stond zag ze dat het wel gebroken scherven leken van het een of ander. Het leek wel glas, misschien van iets wat in een oven gebakken werd. Ze ging nog wat dichterbij staan, zodat ze de oevers van het troebele beekje langs het bouwterrein wat beter kon zien.

“Heeft iemand dit gezien?” vroeg ze.

Connelly keek ongeïnteresseerd naar de beek. “Gewoon een hoop viezigheid,” zei hij.

Avery schudde haar hoofd. “Dat denk ik niet,” zei ze.

Ze trok de latex handschoenen weer aan en raapte een van de scherven op. Toen ze deze wat nauwkeuriger bekeek, zag ze dat het een glasscherf was in plaats van een scherf uit keramisch materiaal. Er was helemaal geen vuil op te zien, of verweerde en versleten plekjes. Er lagen nog zeven grotere stukken die ongeveer de grootte hadden van haar handpalm en oneindig veel kleine splinters. Het voorwerp mocht dan wel gebroken zijn, toch zag het er nog vrij nieuw uit.

“Wat het ook is, het ligt hier nog niet zo lang,” zei ze. “Laat de forensische dienst deze zeker controleren op vingerafdrukken.”

“Ja, ik zal het aan ze doorgeven,” zei Connelly op een toon waarmee hij duidelijk liet blijken dat hij het vrij ongepast vond dat Avery hem bevelen gaf. “Zorgen jullie er nou maar voor dat jullie binnen een halfuur op het bureau zijn. Ik bel enkele mensen op en probeer het hele team bij elkaar te krijgen in de vergaderruimte. Deze plaats delict is nauwelijks twee uur oud en ik wil deze klootzak te pakken krijgen voordat hij een te grote voorsprong krijgt.”

Avery keek nog een laatste keer naar het skelet. Zonder de huid leek het gezicht bijna te lachen. Voor Avery voelde het net alsof de moordenaar haar spottend toelachte. En het was niet alleen de aanblik van dit kale skelet dat haar het gevoel gaf van dreigend onheil. Het was de locatie, de bijna perfect gebeeldhouwde hoopjes as rond de botten, de opzettelijk tentoongestelde resten en de chemische geur.

Dit alles leek te wijzen op iets heel specifieks. Het wees op vastberadenheid en planning. Volgens Avery kon dit maar een ding betekenen: wie dit gedaan had, zou het beslist nog een keer doen.




HOOFDSTUK VIER


Veertig minuten later liep Avery de centrale vergaderruimte van politiebureau A1 binnen. Er zat al een gevarieerde groep agenten en experts, twaalf in totaal, en de meesten van hen kende ze wel, zij het niet zo goed als Ramirez of Finley. Ze naam aan dat dat haar eigen schuld was. Sinds ze Ramirez als vaste collega had gekregen, had ze geen moeite gedaan om nieuwe vrienden te maken. Als rechercheur Moordzaken had haar dit wat vreemd geleken.

Iedereen nam plaats rond de tafel (behalve Avery, die altijd liever bleef staan) en een van de agenten, die ze niet kende, deelde kopieën uit met de weinige informatie waarover ze tot nu toe beschikten: foto’s van de plaats delict en een opsomming van wat ze daar gevonden hadden. Avery vond de informatie kort en bondig.

Toen iedereen plaatsnam, merkte ze dat Ramirez net voor haar zat. Ze keek naar hem en merkte dat ze automatisch wat dichter bij hem was gaan staan. Ze voelde de neiging om haar hand op zijn schouder te leggen, alleen om hem even te kunnen aanraken. Toen ze merkte dat Finley haar vreemd aankeek, ging ze weer wat naar achteren.

Verdorie, dacht ze. Valt het zo erg op?

Terwijl ze de notities met informatie nog eens doornam, kwamen O’Malley en Connelly de kamer binnen. O’Malley trok de deur achter zich dicht en ging vooraan in de vergaderruimte staan. Voordat hij begon te praten vielen het gemompel en de gesprekken in de kamer stil. Avery keek naar hem met veel bewondering en respect. Hij was het type man dat de leiding kon nemen door eenvoudig eens te kuchen of door alleen nog maar aanstalten te maken om te spreken.

“Bedankt dat jullie zo snel samen zijn gekomen,” zei O’Malley. “Jullie hebben allemaal de informatie die we tot nu toe weten. Ik heb de medewerkers van het stadbestuur de opdracht gegeven om de beelden van de camera’s in de buurt grondig te bekijken. Twee van de vier camera’s hebben beelden geregistreerd van een vrouw die haar hond uitliet. En dat is alles wat we tot nu toe hebben.”

“Er is nog iets,” zei een van de agenten aan de tafel. Avery wist dat hij Mosely heette, maar dat was alles wat ze van hem wist. “Net voordat ik deze vergaderruimte binnenkwam, kreeg ik te horen dat er vanmorgen een bericht van een oudere man binnenkwam die beweerde dat hij een �enge, lange kerel’ in de omgeving had zien wandelen. Hij zei dat het leek alsof hij een of andere grote zak onder zijn lange jas verborg. De telefonist noteerde de oproep, maar ging ervan uit dat het alleen een nieuwsgierige, oude man was die niets beter te doen had. Maar toen deze zaak met die verbranding vanmorgen opdook, brachten ze me hiervan op de hoogte.”

“Hebben we contactgegevens van die oude man?” vroeg Avery.

Connelly wierp haar een geГЇrriteerde blik toe. Ze ging ervan uit dat ze voor haar beurt sprak, hoewel hij haar nog geen drie kwartier geleden had verteld dat dit haar zaak was.

“Ja,” antwoordde Mosely.

“Ik wil dat iemand hem opbelt zodra deze vergadering afgelopen is,” zei O’Malley.

“Finley, hoe ver ben je met de lijst van bedrijven die chemische producten verkopen die in zo’n korte tijd zo’n hevige brand kunnen veroorzaken?”

“Ik heb drie bedrijven gevonden in een straal van dertig kilometer. Twee daarvan zullen me een lijst van producten met deze eigenschappen e-mailen en erbij vermelden of ze die al dan niet in voorraad hebben.”

Avery luisterde naar al het gepraat, nam in haar hoofd notities van alles wat ze hoorde en probeerde alles op de juiste plek te laten vallen. Met elk stukje informatie kreeg ze een wat duidelijker beeld van wat zich op de vreemde plaats delict afgespeeld kon hebben, maar toch zat er nog geen enkele logica in.

“We weten nog altijd niet wie het slachtoffer is,” zei O’Malley. “We kunnen ons alleen baseren op de gebitsgegevens, tenzij de camerabeelden ons meer informatie kunnen geven.” Hij keek Avery aan en gebaarde dat ze naar voren moest komen. “Rechercheur Black heeft de leiding over deze zaak, dus alle aanvullende informatie moet meteen aan haar doorgegeven worden.”

Avery ging naast O’Malley staan en keek naar de gezichten voor zich. Haar blik bleef op Jane Parks rusten, een van de hoofdmedewerkers van de forensische dienst. “Weten we al iets meer over de glasscherven?” vroeg ze.

“Nog niet,” zei Parks. “We weten wel zeker dat er geen vingerafdrukken op zaten. Maar we proberen er nog achter te komen wat het voorwerp precies is. Tot nu toe kunnen we alleen bedenken dat het een of ander stuk prullaria is dat het geen verband houdt met de zaak.”

“En wat denkt de forensische dienst over de verbranding?” vroeg Avery. “Denken jullie ook dat het geen normaal geval van brand is?”

“Ja. De as wordt nog onderzocht, maar een gewone brand kan menselijk weefsel niet op zo’n grondige manier verbranden. Op de botten zitten zelfs nauwelijks verkoolde resten en de botten zelf zijn bijna nog helemaal intact en vertonen geen schroeiplekken.”

“Kun je beschrijven hoe het normaal gesproken verloopt als een lichaam verbrandt?” vroeg Avery.

“Nou, niet één verbranding is hetzelfde, behalve wanneer het lichaam gecremeerd wordt,” zei Parks. “Maar stel dat iemand vastzit in een brandend huis en het lichaam in brand vliegt. Wanneer de huid weggebrand is, doet het lichaamsvet dienst als een soort brandstof die het verbrandingsproces voortzet. Een beetje zoals een kaars, snap je? Maar dit lichaam werd heel snel en in heel korte tijd helemaal verbrand. Het vuur was waarschijnlijk zo intens dat dit het lichaamsvet verdampte voordat het dienst kon doen als brandstof.”

“Hoe lang duurt het voordat een lichaam helemaal is opgebrand tot niets meer dan botten?” vroeg Avery.

“Nou, er zijn verschillende factoren die dat bepalen,” zei Parks. “Maar toch algauw vijf tot zeven uur. Een langzame en gecontroleerde verbranding, zoals bijvoorbeeld in een crematorium, kan wel acht uur duren.”

“En dit lichaam werd in minder dan anderhalf uur verbrand?” vroeg Connelly.

“Ja, daar gaan we wel van uit,” zei Parks.

In de vergaderruimte begonnen de aanwezigen vol afschuw en verbijstering te mompelen. Avery begreep dit maar al te goed. Het was bijna onmogelijk om de hele situatie te begrijpen.

“Of,” zei Avery, “het lichaam werd ergens anders verbrand en de resten werden vanmorgen op het bouwterrein achtergelaten.”

“Maar dat skelet is een recent skelet,” zei Parks. “De huid, de spieren en het weefsel werden nog niet lang geleden van het skelet verwijderd. Helemaal niet lang geleden.”

“Heb je er enig idee van hoe lang het is geleden dat dit lichaam verbrand werd?” vroeg Avery.

“Zeker niet langer dan een dag of zo.”

“Dus hier was planning en kennis voor nodig bij de moordenaar,” zei Avery. “Hij zou alles afweten van je een lichaam verbrandt. En hij heeft helemaal niet geprobeerd om de resten te verbergen, en heeft bovendien zijn slachtoffer op een gruwelijke manier vermoord... dat wijst op een paar dingen. En wat ik nog het meest vrees, is dat dit waarschijnlijk de eerste moord in een hele rij is.”

“Hoe bedoel je?” vroeg Connelly.

Ze voelde dat alle ogen meteen op haar gericht werden. “Ik bedoel dat dit waarschijnlijk het werk is van een seriemoordenaar.”

In de vergaderruimte viel een zware stilte.

“Waar heb je het over?” vroeg Connelly. “Daar is nog helemaal geen bewijs voor.”

“Niets wat voor de hand ligt,” gaf Avery toe. “Maar hij wilde dat het lichaam gevonden werd. Hij heeft geen enkele poging gedaan de resten ergens op dat terrein te verbergen. Er was een beek aan de achterzijde langs het bouwterrein. Hij had het daar makkelijk kunnen dumpen. En bovendien, overal lag er as. Waarom zou hij as achterlaten op die plaats, als hij dat net zo goed thuis had kunnen weggooien? De hele planning en de werkwijze... Hij was hier trots op en heeft ervan genoten. Hij wílde dat de resten gevonden werden en dat erover gespeculeerd zou worden. En dat zijn nu net eigenschappen van een seriemoordenaar.”

Ze voelde dat iedereen haar met ingehouden adem aanstaarde, dat er een ernstige sfeer neerdaalde in de kamer, en ze wist dat iedereen hetzelfde dacht: dit was niet langer een zaak van een soort geГЇmproviseerde crematie, maar werd nu een race tegen de klok in de jacht op een seriemoordenaar.




HOOFDSTUK VIJF


Avery was blij dat ze na de gespannen sfeer tijdens de vergadering weer in de auto zat, met Ramirez op de passagiersstoel. Er hing een geladen stilte tussen hen die haar een onaangenaam gevoel bezorgde. Was ze echt zo naГЇef geweest om te denken dat een nachtje samen betekende dat hun werkrelatie hier niet zou onder lijden?

Was dit een vergissing?

Het begon er wel op te lijken. Het feit dat de seks geweldig was geweest, maakte het echter moeilijk om dit te aanvaarden.

“Nu we een ogenblikje alleen zijn,” zei Ramirez, “kunnen we het even over gisteravond hebben?”

“Natuurlijk,” zei Avery. “Waar wil je het over hebben?”

“Nou, met het risico te klinken als een typische kerel, maar ik vroeg me af of dit eenmalig was of dat het nog een keer zal gebeuren.”

“Dat weet ik niet,” zei Avery.

“Heb je er nu al spijt van?” vroeg hij.

“Nee,” zei ze. “Ik heb er geen spijt van, maar gisteren stond ik er helemaal niet bij stil hoe dit onze werkrelatie zou kunnen veranderen.”

“Kan volgens mij geen kwaad,” zei Ramirez. “Maar alle gekheid op een stokje, we lopen allebei al maanden om die fysieke aantrekkingskracht heen te draaien. Nu we er eindelijk aan toegegeven hebben, zou de spanning verdwenen moeten zijn, toch?”

“Dat zou je inderdaad wel denken,” zei Avery met een sluw lachje.

“Niet dan?”

Ze dacht een ogenblik na en haalde toen haar schouders op. “Ik weet het niet, en als ik heel eerlijk ben, weet ik niet of ik al klaar ben om hierover te praten.”

“Oké, prima. En we zitten bovendien midden in een zaak die me nogal een behoorlijk zieke toestand lijkt.”

“Inderdaad,” zei Avery. “Heb je al een e-mail gekregen van het stadsbestuur? Wat weten we nog meer over onze getuige, behalve zijn adres?”

Ramirez keek op zijn telefoon en haalde zijn e-mails binnen. “Hebbes,” zei hij. “Onze getuige is Donald Greer, eenentachtig jaar. Gepensioneerd. Hij woont in een flat op ongeveer een kilometer van het bouwterrein. Hij is weduwnaar en werkte vijfenvijftig jaar lang als opzichter op een scheepswerf, nadat hij twee tenen had verloren in Vietnam.”

“En hoe heeft hij de moordenaar kunnen zien?” vroeg Avery.

“Dat weten we nog niet. Maar ik denk dat het onze taak is om daar achter te komen, nietwaar?”

“Klopt,” zei ze.

Het werd weer stil. Ze wilde zijn hand pakken, maar deed het toch maar niet. Het was beter om alles strikt professioneel te houden. Misschien gingen ze inderdaad nog een keer met elkaar naar bed, en misschien zouden dingen zich ontwikkelen naar meer dan dat, naar iets concreets en met meer emotionele diepgang.

Maar dat was nu allemaal niet belangrijk. Ze moesten zich nu op het werk concentreren en wat zich voor dit moment in hun persoonlijke leven afspeelde zou even moeten wachten.



***



Donald Greer zag er inderdaad uit als eenentachtig. Hij had nog wat krullend wit haar op zijn hoofd en zijn tanden zagen er door zijn leeftijd en een slechte verzorging een beetje verkleurd uit. Hij was duidelijk aangenaam verrast door hun bezoek en liet Avery en Ramirez enthousiast binnen. Hij lachte hen zo oprecht en aardig toe dat de slechte toestand van zijn gebit meteen leek te verdwijnen.

“Willen jullie koffie of thee?” vroeg hij, terwijl ze naar binnen liepen.

“Nee, dank u,” zei Avery.

Ergens in huis blafte een hond. Het was een kleine hond en zijn geblaf deed Avery vermoeden dat hij waarschijnlijk even oud was als Donald Greer.

“Gaat dit over die man die ik vanmorgen zag?” vroeg Donald. Hij plofte neer in een leunstoel in de woonkamer.

“Ja meneer, dat klopt,” zei Avery. “We hebben gehoord dat u een lange man zag die iets onder zijn...”

De hond, die ergens achter in de flat zat, begon nog luider te blaffen. Zijn gekef klonk bijzonder oud en schor.

“Kop dicht, Daisy!” riep Donald. Met een soort jankje werd de hond meteen stil. Donald schudde zijn hoofd en grinnikte. “Daisy is gek op gezelschap,” zei hij. “Maar ze wordt oud en als ze wat te enthousiast wordt, dan plast ze tegen bezoekers aan, dus moest ik haar opsluiten toen jullie eraan kwamen. Ik liet haar net uit vanmorgen toen ik die man zag.”

“Hoe ver gaan jullie wandelen?” vroeg Avery.

“O, Daisy en ik wandelen elke morgen makkelijk een kilometer. Mijn tikker is niet meer zo sterk. De dokter zegt dat ik zoveel mogelijk moet wandelen. Dat zou ook goed zijn voor mijn gewrichten.”

“Ik begrijp het,” zei Avery. “Maakt u elke dag dezelfde wandeling?”

“Nee, we veranderen weleens af en toe. We hebben zo’n vijf verschillende routes.”

“En waar was u precies toen u vanmorgen die man zag?” vroeg Avery.

“Bij Kirkley. Daisy en ik liepen net om de hoek van Spring Street. Dat deel van de stad ligt er ’s morgens altijd verlaten bij. Hier en daar staan wat vrachtwagens, maar dat is het wel zo’n beetje. Ik denk dat we in Kirkley de afgelopen maand maar twee of drie andere mensen gezien hebben en die wandelden er allemaal met hun hond. Je ziet in die buurt zelfs niet van die uitslovers die graag hardlopen.”

Door de manier waarop hij sprak werd het Avery duidelijk dat Donald Greer niet veel bezoek kreeg. Hij praatte veel en enthousiast en bijzonder luid. Avery vroeg zich af of hij misschien wat doof was door zijn hoge leeftijd of door het luisteren naar het voortdurende geblaf van Daisy.

“En kwam die man er net aan of ging hij weg?” vroeg Avery.

“Ik denk dat hij er net aankwam, maar ik weet het niet zeker. Hij liep ver voor me uit en leek even stil te staan, net toen ik bij Kirkley aankwam. Ik denk dat hij wist dat ik achter hem liep. Toen liep hij verder, vrij snel, en verdween daarna in de mist. Misschien is hij een van de zijstraten van Kirkley in gelopen.”

“Liet hij misschien ook een hond uit?” vroeg Ramirez.

“Nee, dat had ik meteen gemerkt. Daisy gaat helemaal over de rooie als ze een andere hond ziet, of zelfs nog maar ruikt, maar vanmorgen bleef ze net zoals altijd heel rustig.”

“Hebt u enig idee wat hij verborgen hield onder de jas die hij droeg?”

“Dat kon ik niet zien,” zei Donald. “Ik zag alleen dat hij er iets onder schoof. Er hing vanmorgen een heel dichte mist.”

“En de jas die hij droeg?” vroeg Avery. “Hoe zag die eruit?”

Het gesprek werd onderbroken door het geluid van Ramirez’ telefoon. Hij beantwoordde de oproep en ging wat verderop staan om zachtjes het gesprek te voeren.

“De jas,” zei Donald, “was een van die lange, zwarte, deftige jassen die zakenmannen vaak dragen. Zo’n jas die tot de knieën komt.”

“Zoals een overjas,” zei Avery.

“Ja,” zei Donald. “Dat is het.”

Avery had geen vragen meer en besefte dat dit verhoor met hun enige getuige niet meer duidelijkheid zou brengen. Terwijl ze nadacht over wat ze Donald nog zou kunnen vragen, kwam Ramirez de kamer weer binnen.

“Ik moet gaan,” zei Ramirez. “Connelly wil dat ik hem help bij een zaak ergens bij de universiteit van Boston.”

“Geen probleem,” zei Avery. “Ik denk trouwens dat we hier klaar zijn.” Ze richtte zich tot Donald en zei: “Hartelijk dank voor uw tijd, meneer Greer.”

Donald liep met hen de flat uit naar de entreehal van het gebouw en wuifde toen ze in de auto stapten.

“Kom je met me mee?” vroeg Ramirez, terwijl ze de straat uit reden.

“Nee,” zei ze. “Ik denk dat ik nog even een bezoekje breng aan de plaats delict.”

“In Kirkley Street?” zei hij.

“Ja. Neem jij de auto maar om Connelly te helpen met dat klusje dat hij voor je heeft. Ik neem wel een taxi terug naar het bureau.”

“Weet je het zeker?”

“Ja, ik heb toch geen andere...”

“Geen andere wat?”

“Verdorie!”

“Wat is er?” vroeg Ramirez bezorgd.

“Rose. Ik had met haar afgesproken om samen iets te doen. Ik had haar een meidendagje beloofd. En het ziet ernaar uit dat dat niet zal kunnen doorgaan. Ik moet haar alwéér teleurstellen.”

“Ze zal het wel begrijpen,” zei Ramirez.

“Nee, ze zal het helemaal niet begrijpen. Ik stel haar altijd teleur.”

Ramirez had hierop geen antwoord. Het bleef stil in de auto tot ze bij Kirkley Street kwamen. Ramirez stopte bij de stoeprand, recht tegenover de plaats delict van die ochtend. “Wees voorzichtig,” zei hij.

“Doe ik,” zei ze. Tot haar eigen verbazing leunde ze naar voren en gaf ze hem een vluchtige kus op de mond.

Daarna stapte ze uit de auto en ging meteen op onderzoek uit. Ze was zo geconcentreerd dat ze nauwelijks merkte dat Ramirez wegreed.




HOOFDSTUK ZES


Nadat Avery nog eens goed naar de plaats delict had gekeken, draaide ze zich om en staarde naar de straat. Haar blik volgde het pad dat Donald Greer had genomen tot op de plaats aan haar rechterzijde waar Kirkley uitkwam op Spring Street. Ze liep de straat door tot ze bij het kruispunt kwam en ging de hoek om.

Terwijl ze door de straat liep, kwamen er verschillende gedachten bij haar op. Was de moordenaar de hele tijd te voet geweest? Als hij inderdaad te voet was, waarom kwam hij dan vanuit Spring Street, een straat die net zo verlaten en verwaarloosd is als Kirkley? Of misschien was hij met de auto gekomen. Als dat zo was, waar had hij dan geparkeerd? Als de mist dicht genoeg was geweest die morgen, had hij net zo goed in Kirkley kunnen parkeren zonder dat iemand hem zag.

Als de man met de lange jas inderdaad de moordenaar was, dan had hij deze zelfde route minder dan acht uur geleden gelopen. Ze probeerde zich de hele omgeving in een dichte ochtendmist voor te stellen. Het was zo’n verlaten deel van de stad dat dat helemaal niet zo moeilijk was. Terwijl ze naar de plaats liep waar het skelet en de scherven gevonden werden, zocht ze naar plekken waar de moordenaar zich had kunnen schuilhouden.

Eigenlijk waren dat er heel wat. Hij had zich op maar liefst zes percelen en in twee zijstraten kunnen verstoppen. Als de mist die morgen dicht genoeg was geweest, zouden deze locaties voor ruim voldoende dekking hebben gezorgd.

Dat bracht haar op een interessante gedachte. Als de man zich inderdaad daar had verstopt, dan had hij Donald Greer zomaar voorbij laten lopen. Dit sloot meteen de mogelijkheid uit dat de moord een daad van puur geweld was. Iemand die tot zulk geweld in staat was, had Donald niet zo makkelijk voorbij laten gaan. Integendeel, in de meeste gevallen zou Donald zelf het slachtoffer geworden zijn.

Als ze nog extra bewijs nodig had dat het lichaam op een andere plaats werd verbrand, dan was dit het wel. Misschien was het voorwerp dat de man onder zijn jas verstopte wel een doos met de overblijfselen van het lichaam dat hij op het bouwterrein achterliet.

Het leek logisch en langzaam begon ze een steeds sterker gevoel te krijgen dat ze iets bereikte. Ze begon alles wat beter te begrijpen.

Ze liep naar het bouwterrein waar de resten waren gevonden. Efficiënt en snel, net zoals altijd, had O’Malley de agenten al de opdracht gegeven om de plaats delict te verlaten. Ze nam aan dat hij dat meteen had gedaan zodra de forensische dienst was geweest en het stoffelijk overschot had meegenomen.

Ze liep tot waar de botten en de as werden achtergelaten en stond daar gewoon een tijdje om zich heen te kijken. Het modderige stuk achter het bouwterrein was nu heel duidelijk zichtbaar. Het was heel dichtbij eigenlijk, en veel minder open dan het bouwterrein. Waarom zou iemand een skelet in het midden van een open bouwterrein achterlaten in plaats van bij een overwoekerde beek? Waarom had iemand deze resten niet in modder of stilstaand water achtergelaten?

Dat was een vraag waar ze al over bezig waren geweest. En in haar gedachten was het antwoord: omdat ze te maken hadden met een seriemoordenaar.

Omdat hij wil dat mensen zijn werk zien. Hij is er trots op en hij is arrogant.

Ze dacht dat hij ook heel slim moest zijn. Hij had zich in de dichte mist verscholen, wat erop wees dat hij zijn daad goed gepland had. Hij had waarschijnlijk het weerbericht gevolgd, zodat hij zeker wist dat er die dag een dichte mist zou hangen. Hij moest ook de omgeving vrij goed kennen. Er was een grondige planning voor nodig geweest.

En vuur... Hij moest veel over vuur weten. Een lichaam zo perfect laten verbranden, zonder dat dit verkoolt of anderszins de botten aantast, wijst op toewijding en geduld. De moordenaar moest bovendien heel veel verstand hebben van vuur en verbrandingsprocessen.

Verbranden, dacht ze. Vuur.

Terwijl ze de plaats delict nog eens onderzocht en zich voorstelde hoe de moordenaar op diezelfde plaats had gestaan, kreeg ze het gevoel dat ze iets miste, dat hier ergens een belangrijke aanwijzing lag, pal voor haar neus.

Het enige wat ze echter zag, was een moerassige en modderige kreek aan de achterzijde van het bouwterrein en de afgebakende rechthoek waar een arm slachtoffer was gedumpt, als een hoop afval.

Ze bekeek het lege perceel nog een keer en vroeg zich af of de plaats waar de resten waren gevonden misschien niet zo belangrijk was als ze dacht. De moordenaar had vuur gebruikt en misschien wilde hij hiermee iemand, het slachtoffer of de politie, iets duidelijk maken. Misschien kon ze zich beter daarop concentreren.

Opeens schoot haar iets te binnen. Ze pakte haar telefoon en belde het dichtstbijzijnde taxibedrijf om haar te komen ophalen. Toen ze de taxi besteld had, scrolde ze door haar contacten en staarde ze vijf seconden lang naar de naam van haar dochter.

Het spijt me, Rose, dacht ze.

Ze tikte op de beltoets en terwijl haar hart een beetje brak, bracht ze de telefoon naar haar oor.

Bij de derde beltoon antwoordde Rose. Meteen hoorde Avery de vreugde in haar stem. Op de achtergrond hoorde ze zachte muziek spelen. Ze stelde zich voor hoe Rose zich klaarmaakte voor hun middagje uit en meteen haatte ze zichzelf.

“Hoi, mam,” zei Rose.

“Hoi, Rose.”

“Is er iets?”

“Rose...” zei ze, terwijl ze de tranen voelde komen. Ze staarde naar het lege perceel achter zich en probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat ze dit wel móést doen, en dat Rose het op een dag zou begrijpen.

Avery hoefde niets meer te zeggen. Meteen voelde Rose wat er aan de hand was. Ze liet een kwaad lachje horen. “Geweldig,” zei Rose, en alle vrolijkheid was nu uit haar stem verdwenen. “Mam, verdomme, meen je dit nou?”

Avery had Rose al eerder horen vloeken, maar dit keer klonk het als een dolk in haar hart, omdat ze besefte dat ze het verdiende. “Rose, ik heb een zaak. Een nogal ernstig geval en ik moet...”

“Ik weet wat je moet doen,” zei Rose. Ze schreeuwde niet en verhief zelfs nauwelijks haar stem. Ergens kwetste dit Avery nog meer.

“Rose, ik kan hier ook niks aan doen. Ik kon dit ook niet zien aankomen. Toen ik die plannen met je maakte had ik een hele lege agenda voor een aantal dagen. Maar deze zaak kwam op me af en... Nou ja, dingen veranderen soms.”

“Dat zal soms wel, ja,” zei Rose. “Maar niet met jou. Met jou blijft alles hetzelfde, als het over mij gaat ten minste.”

“Rose, dit is niet eerlijk.”

“Je hoeft me nu niet te gaan vertellen wat niet eerlijk is! En weet je, mam? Laat maar zitten. Dit keer, en alle volgende keren dat je de Perfect Moeder wil zijn. Het is ons kennelijk gewoon niet gegeven.”

“Rose...”

“Ik snap het, mam. Echt. Maar weet je wel hoe stom het is om zo’n soort vrouw als moeder te hebben... een geweldige vrouw met een veeleisende baan? Een vrouw waar ik echt enorm tegenop kijk, maar die me keer op keer teleurstelt.”

Avery wist niet wat ze moest zeggen. En dat maakte ook niet uit, want Rose was uitgepraat.

“Tot ziens, mam. Bedankt dat je het van tevoren liet weten. Beter dan dat je me laat wachten, denk ik.”

“Rose, ik ...”

De verbinding werd verbroken.

Avery stak haar telefoon weer in haar zak en haalde diep adem. Er rolde een enkele traan uit haar rechteroog en ze veegde die zo snel mogelijk weg. Daarna liep ze vastberaden naar het deel van het terrein dat eerder die ochtend met tape was afgezet en bleef er een hele tijd naar staan staren.

Vuur, dacht ze. Misschien betekent dat voor de moordenaar meer dan zomaar iets waarmee hij zijn slachtoffer kan ombrengen. Misschien is het iets symbolisch. Misschien moet ik me op het vuur concentreren om aanwijzingen te vinden.

Terwijl ze op de taxi wachtte, dacht ze na over vuur en over wat voor soort persoon dat zou kunnen gebruiken om een of andere boodschap over te brengen. Omdat ze maar weinig over brandstichting afwist, vond ze het heel moeilijk om de hele situatie te begrijpen.

Ik heb iemand nodig die met me meedenkt, dacht ze.

Ze belde meteen naar bureau A1 en vroeg of ze doorgeschakeld kon worden met Sloane Miller, de psychologe en bedrijfstherapeut van het bureau voor de agenten en rechercheurs. Als er iemand de geest van een moordenaar met een voorliefde voor vuur kon begrijpen, dan was het Sloane wel.




HOOFDSTUK ZEVEN


Een halfuur later was Avery terug op het bureau. Ze nam niet meteen de lift naar haar kantoor, maar liep op de eerste verdieping de gang door naar het einde van het gebouw. Ze was hier al eerder geweest, toen ze tijdens haar vorige, zenuwslopende zaak de opdracht had gekregen om met Sloane Miller te gaan praten. Het gesprek had haar beГЇnvloed op een manier waar ze nog steeds niet helemaal mee uit de voeten kon. Nu was ze hier echter vanwege een andere reden. Ze wilde inzicht krijgen in het brein van een moordenaar. En omdat ze nu helemaal in haar element was, voelde het bezoek ook een stuk natuurlijker.

Toen ze bij het kantoor van Sloane kwam, zag ze tot haar opluchting dat de deur openstond. Sloane werkte niet op afspraak. Wie het eerst binnenkwam, werd het eerst geholpen. Avery hoorde Sloane tikken op het toetsenbord van haar computer en klopte aan.

“Kom maar binnen,” zei Sloane.

Avery voelde zich een stuk gemakkelijker dan de vorige keer dat ze Sloane ontmoette. Hier in haar kantoor voelden ze zaken net iets informeler dan in haar spreekkamer.

“Hé, rechercheur Black,” zei Sloane met een oprechte glimlach toen ze opkeek van haar computer. “Fijn om je te zien. Ik was blij om van je te horen toen je me opbelde. Hoe gaat het met je?”

“Alles gaat prima,” zei Avery. Maar ze wist dat Sloane elke kans zou grijpen om de toestand met Rose en haar ingewikkelde relatie met Ramirez te bespreken.

“Wat kan ik voor je doen?” vroeg Sloane.

“Nou, ik hoopte dat je me zou kunnen helpen met het doorgronden van een bepaald type persoon. Ik leid een zaak waarbij we vrijwel zeker zijn dat een moordenaar zijn slachtoffers verbrandt. Hij liet alleen botten en as achter op de plaats delict. De botten zijn helemaal kaal, onbeschadigd en niet verkoold. Hij liet ook een bergje as achter en er was een lichte chemische geur merkbaar, die denk ik van de as afkomstig is. Hij weet duidelijk wat hij doet. Hij weet hoe hij een lichaam moet verbranden, en dat lijk me vrij specifieke kennis. Ik denk echter niet dat hij het vuur alleen gebruikt als hulpmiddel bij zijn daden. Ik wil te weten komen wat voor iemand vuur niet alleen gebruikt om iemand te verbranden, maar het ook gebruikt als een soort symbool.”

“Het idee dat hij het vuur gebruikt als een soort symbool is denk ik correct geconcludeerd,” zei Sloane. “In een zaak zoals deze kan ik je bijna wel garanderen dat het daarom draait. Ik denk dat dit iemand is die ofwel heel geïnteresseerd is in brand of die in het verleden al eens brand heeft gesticht. Misschien had die persoon vroeger wel een baan of een hobby die met vuur te maken had. Onderzoek heeft aangetoond dat zelfs kinderen die gefascineerd zijn door kampvuren of lucifers een bijzondere interesse hebben voor brandgerelateerde misdaden.”

“Kun je me iets vertellen over dit soort persoonlijkheden, iets wat ons kan helpen bij het zo snel mogelijk opsporen van deze dader?”

“Ik kan het allicht proberen,” zei Sloane. “Om te beginnen zal er sprake zijn van mentale problemen, maar niks heel ernstigs. Iets eenvoudigs als de neiging om heel agressief te reageren, zelfs in de meest banale situaties. Hij is waarschijnlijk niet erg hoog opgeleid. De meeste brandstichters hebben hun middelbare school niet afgemaakt. Sommigen zien het als een manier om zich te verzetten tegen een maatschappij die ze nooit zullen begrijpen en dwepen meestal met nonsens zoals �sommige mannen willen gewoon de hele wereld zien branden’. Anderen beweren dat ze wraak willen nemen, maar weten niet precies waar die wraak op gericht is. Ze voelen zich vaak vrij geïsoleerd of verstoten door de maatschappij. Het is heel goed mogelijk dat de persoon die je zoekt single is of vastzit in een liefdeloos huwelijk. Persoonlijk denk ik dat hij alleen woont in een kleine woning en dat hij veel tijd doorbrengt in zijn werkkamer, kelder of een garage of zo.”

“En wat gebeurt er als je dit allemaal toepast op iemand die er duidelijk niet voor terugdeinst om iemand te vermoorden?”

“Dan wordt het natuurlijk wat ingewikkelder,” gaf Sloane toe. “Maar ik denk dat bij zo iemand dezelfde regels gelden. Brandstichters vinden het meestal heel belangrijk dat mensen zien wat ze gedaan hebben. Ze zijn er als het ware trots op, net alsof het iets is wat zij zelf gecreëerd hebben. Wat betreft het feit dat jouw verdachte het stoffelijk overschot achterliet... dat is wel heel vreemd, ja. Volgens mij is dat net zoiets als wanneer brandstichters een kijkje komen nemen als de brandweer hun brand blust. De brandstichter ziet de brandweermannen hard werken en heeft het gevoel dat híj dat heeft bewerkstelligd, dat de brandstichter als het ware de brandweermannen onder controle heeft.”

“Dus je denkt dat de verdachte nog ergens in de buurt rondhangt en ons in de gaten houdt?”

Sloane dacht een ogenblik na en haalde toen haar schouders op. “Dat is zeker een mogelijkheid. Maar zijn werkwijze zoals jij die beschrijft, dus dat hij het lichaam tot op de kale botten verbrandt, doet me ook vermoeden dat deze persoon heel geduldig is en heel ordelijk. Ik denk niet dat hij het risico zou nemen om de plaats delict opnieuw te bezoeken.”

Geduldig en heel ordelijk, dacht Avery. Dat stemt overeen met zijn uitstekende planning, waarbij hij de dichte mist gebruikte om zich te verbergen zodat hij zijn slachtoffer kon aanvallen en het stoffelijk overschot kon dumpen.

Ze dacht aan de manier waarop de botten uitgestald lagen, bijna net zo schokkend en duidelijk als een laaiend vuur.

“Heb je je al een mening gevormd in deze zaak?” vroeg Sloane.

“Ik denk dat het een seriemoordenaar is. Voor zover we weten is dit zijn eerste slachtoffer, maar de schaamteloze manier waarop hij de resten heeft uitgestald verontrust me. En daar nog eens bovenop komt het allemaal erg ordelijk over: een slachtoffer uitkiezen, om die vervolgens op een heel specifieke manier te verbranden, en de resten op een bepaalde manier achter te laten. Dat lijkt sterk op het werk van een seriemoordenaar.”

“Dat ben ik helemaal met je eens,” zei Sloane.

“Ik wou alleen dat sommige van de mannen met wie ik samenwerk ook zo slim waren,” zei Avery met een grijns.

“En hoe gaat het met jóú, Avery? En geen onzin, graag.”

“Naar omstandigheden gaat het wel goed. Voor het eerst in mijn leven lijken mijn problemen normaal vergeleken met mijn verleden.”

“Wat bedoel je met �normale problemen’?” vroeg Sloane.

“Problemen met mijn dochter. Ingewikkelde relatieproblemen met een kerel.”

“Ah, de perikelen van een hardwerkende vrouw.”

Avery lachte, maar voelde dat Sloane hier dieper op in wilde gaan. Daarom slaakte ze inwendig een zucht van opluchting toen net op dat moment haar telefoon ging. Ze haalde haar mobieltje uit haar zak en zag het nummer van Connelly. “Ik moet wel opnemen.”

Sloane knikte begrijpend.

Avery liep het kantoor uit en beantwoordde het telefoontje op de gang.

“Black, niet naast je schoenen gaan lopen, maar je had gelijk. We kregen de resultaten van het gebitsonderzoek binnen. Het slachtoffer is Keisha Lawrence, negenendertig jaar oud en ze woonde op ongeveer anderhalve kilometer van dat terrein.”

“Wat weten we nog meer?” vroeg Avery, zonder aandacht te besteden aan het compliment.

“Voldoende om er wat vaart in te krijgen,” zei hij. “Ik heb wat mannen de opdracht gegeven om de zaak dieper uit te spitten, maar op dit ogenblik weten we zeker dat ze geen nauwe verwanten had in de omgeving. De enige interessante persoon is haar vriend, en een moeder die onlangs overleden is.”

“Heeft er al iemand contact opgenomen met de vriend?”

“Er is nu iemand naar hem op weg. Ik heb inmiddels zijn achtergrond nagetrokken. Die kerel heeft een strafblad voor huiselijk geweld en caféruzies. Een echt toppertje dus.”

“Zal ik ook eens met hem gaan praten?”

“Ja, breng die kerel eens een bezoekje. Ik neem contact op met Ramirez en haal hem van die klus bij de universiteit. Hij is helemaal de jouwe voor de rest van de dag.”

Hoorde ze daar een sarcastische toon in zijn stem? Ze was er vrijwel zeker van. Of was ze nu helemaal paranoГЇde geworden?

Je seksleven is helemaal niet zo belangrijk, dacht ze. Kom op, verman je.

“Schiet op, Black,” zei Connelly. “Zorg dat je die kerel te pakken krijgt voordat we nog een stapel botten vinden.”

Avery beГ«indigde het gesprek en haastte zich naar de parkeergarage om een auto te nemen. Ze dacht aan wat Sloane haar had verteld over brandstichters die vaak een kijkje gingen nemen hoe de brandweermannen hun vuur blusten omdat ze dan het gevoel kregen dat ze de brandweermannen onder controle hadden.

Misschien moeten we voyeurisme toevoegen aan onze lijst van kenmerken, dacht ze.

Brandstichters kregen dus een superieur gevoel van controle als ze brandweermannen hun vuur zagen blussen... Avery was echter geen brandweerman en ze hield al helemaal niet van het gevoel dat iemand controle had over haar.

Ze reed snel de garage uit en toen ze het pedaal wat dieper intrapte, hoorde ze het bevredigende piepende geluid van de banden. De vriend van Keisha Lawrence was hun eerste echte aanwijzing in deze zaak en Avery wilde hem een bezoekje brengen voordat iemand anders hiertoe de kans kreeg.




HOOFDSTUK ACHT


Avery parkeerde voor het appartement van Keisha’s vriend precies toen Ramirez uit zijn auto stapte. Hij glimlachte naar haar op een manier die anders aanvoelde dan gewoonlijk. Ze moest toegeven dat hun band hechter werd dan een eenvoudige werkrelatie.

“Hoe was het bij de universiteit?” vroeg Avery toen ze elkaar bij de trappen van het gebouw ontmoetten.

“Saai. Er was een of andere betoging aan de gang. Nou, en wat hebben we hier?”

“Een vriendje met een gewelddadig verleden. Hij heeft een nogal ruig strafblad met geweldsdelicten. Terwijl ik hierheen reed, kreeg ik bericht dat hij bijna de agent had aangevallen die hem het slechte nieuws kwam brengen.”

“Ah, dat gaat dus leuk worden,” zei Ramirez.

Avery knikte en samen liepen ze de trappen op. Ze belde aan en hoorde zware voetstappen dichterbij komen. Nauwelijks enkele seconden later opende een zwaargebouwde man in een mouwloos shirt de deur. Hij had een flinke pens, maar aan zijn armen en schouders te zien bracht hij toch aardig wat tijd door op de sportschool. Op beide armen had hij verschillende tattoos. Een ervan was een naakte vrouw die schrijlings op een schedel zat.

“Ja?” vroeg hij eerder geërgerd dan verdrietig.

“Ben jij Adam Wentz?” vroeg Avery.

“Wie wil dat weten?”

Avery haalde haar badge tevoorschijn en zei: “Ik ben rechercheur Black en dit is rechercheur Ramirez. We willen je enkel vragen stellen over Keisha.”

“Ik heb vandaag al genoeg over haar gepraat,” zei Adam Wentz. “Twee politieagenten die je ’s morgens komen vertellen dat de vrouw met wie je een relatie hebt is vermoord, is niet meteen een leuke manier om de dag mee te starten. Dus wil ik er niet meer over praten.”




Конец ознакомительного фрагмента.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=51923546) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Если текст книги отсутствует, перейдите по ссылке

Возможные причины отсутствия книги:
1. Книга снята с продаж по просьбе правообладателя
2. Книга ещё не поступила в продажу и пока недоступна для чтения

Навигация